VERHALEN UIT DE OUDE DOOS

Lustrum & langs de lijn

2013

Mijn entree op het hockeyveld is alweer bijna vijf jaar geleden. Onder het mom van ‘het kan niet zo zijn dat de penningmeester niet hockeyt’ heb ik mij laten verleiden om met de maandagavondtrimmers mee te gaan doen. Voor verleiden dient in dit verband ‘iemand er op slinkse wijze inluizen’ gelezen te worden. Ik werd die eerste maandag ondanks de stromende regen gesommeerd mij in sportkledij naar de club te begeven. Daarbij werd ik van de voordeur tot aan het veld geëscorteerd om te voorkomen dat ik onderweg rechtsomkeert zou maken dan wel direct aan de bar zou hangen. 

 

Een periode van vijf jaar zou meer dan voldoende moeten zijn om een briljante techniek, een subliem spelinzicht en een uiterst competitieve instelling te ontwikkelen. Vreemd genoeg bestaan mijn techniek en spelinzicht vooralsnog enkel uit het slaan tegen de bal, vervolgens nagaan bij wie deze terecht is gekomen en uitvinden of diegene tot mijn eigen team behoort. Mijn credo ‘het is maar een spelletje’ blijkt daarnaast onverenigbaar met het karakter van een wedstrijd. Aan de trainer ligt een en ander vermoedelijk niet. Misschien dat gebrek aan talent of kennis van de regels enige rol van betekenis spelen. Om laatstgenoemde omstandigheid te illustreren: ik sloeg de bal eens vanaf de zijlijn naar een medespeler en kreeg de opmerking ‘Self-pass!’ naar mijn hoofd geslingerd. Geheel ten onrechte uiteraard. Ik sloeg ‘m toch zelf?

 

Uit het voorgaande zou geconcludeerd kunnen worden dat ik iedere week met frisse tegenzin op het veld sta. Niets is echter minder waar. Ik blijk over een aanmerkelijk scorend vermogen te beschikken. Wellicht ten overvloede merk ik op dat dit vooral geldt als er zich geen keeper in het doel bevindt. Gespitst op ballen die richting doel komen, sta ik bij de tweede paal in opperste staat van paraatheid klaar voor de tip-in. Tenzij ik gezellig in gesprek ben met de laatste man van de tegenpartij natuurlijk. De eerste en tweede helft zijn op deze wijze voortreffelijk door te komen. Na afloop vertrek ik met lichte tred en zonder een spoortje van vermoeidheid richting clubhuis voor de derde helft.

 

Mijn dochter heeft inmiddels de hockeygerechtigde leeftijd bereikt. Na een half jaar trainen was het afgelopen zaterdag dan zo ver: haar eerste wedstrijd als speelster en de mijne als hockeymoeder. Dit had tot gevolg dat ik de wekker diende te zetten op een tijdstip dat nagenoeg grenst aan middernacht. Qua voorbereiding heb ik ook maar even opgezocht waar HOCO ligt (in Oisterwijk).  Samen met acht andere dametjes speelde ze haar eerste potje. Ik gedroeg me vanzelfsprekend keurig langs de lijn, af en toen een hockeyterm roepend al dan niet op het juiste moment. Behalve toen ze scoorde en ik enthousiast ‘dat heeft ze van mij’ over het veld gilde. Meewarig werd ik door de overige toeschouwers aangekeken.  Mijn reputatie was mij kennelijk vooruit gesneld.

 

Binnenkort vier ik mijn eerste mijlpaal. Niet met een lustrumtoernooi, maar gewoon aan de bar.

Eindhoven de vermoeiendste!

 

2010


Vorig jaar november bezocht ik New York in het kader van de aldaar georganiseerde marathon. De fantastische winkels waren uiteraard slechts een aangename bijkomstigheid. Als toeschouwer heb ik toen tamelijk afgezien. Vijf uur klappen vereist immers ook karakter! Toen ik zag hoe gemakkelijk de eerste lopers langskwamen, bedacht ik dat ik mijn hardloopcarrière maar eens een nieuwe impuls moest geven. En zo geschiedde. Weer op Nederlandse bodem liep ik het ene na het andere rondje om de kerk. Na een tijdje besloot ik dat ik genoeg conditie had opgebouwd voor mijn eerste wedstrijd én had ik een nominatie voor de titel dorpsgek op zak. Mijn debuut maakte ik tijdens de Venloop. Mijn topvorm, de goede sfeer en het thuisvoordeel zorgden er voor dat ik in een schitterende 0:56:56 over de finish kwam. Dat smaakte naar meer! Vol goede moed schreef ik mij dan ook in voor de Galgenloop. Dat dit een loop was voor zeer fanatieke atleten, merkte ik direct na de start toen ik door ongeveer alle deelnemers werd ingehaald. Dat na mij het parcours werd afgebroken (‘volgens mij is dit de laatste’) vond ik ook een teken aan de wand. Na 1:42:19 finishte ik met dank aan het ongetwijfeld dorstige publiek. Ik kwam tot de conclusie dat ik zand- en bospaden in combinatie met zeer benauwde weersomstandigheden voorlopig moest zien te vermijden. Gelukkig kon ik mij tijdens de Tilburg Ten Miles revancheren. In een flitsende 1:32:04 geraakte ik vlak na Guus Meeuwis over de eindstreep. Niets stond een succesvolle halve marathon nog in de weg!

 

Op 11 oktober jl. was het dan zover. Gehuld in gesponsorde kledij en voorzien van dito wederhelft reed ik naar Eindhoven. Als opwarmertje keek ik naar de wedstrijdlopers die kennelijk zonder spoortje van vermoeidheid en in een moordtempo langskwamen. Nadat ik een reep krachtvoer - in een volgens de verkoper overheerlijke smaak - had weggewerkt, begaf ik mij samen met (de aanhang van) mijn collega’s naar het parcours. Net op dat moment brak de hemel open. Schuilend onder een halve paraplu wachtte ik op het startschot. Toen dat had geklonken, schakelde ik over op de automatische piloot. Helaas raakte ik niet in mijn ritme en besloot ik al na drie kwartier mijn eerste gelbommetje te nuttigen. Mijn totale gebrek aan handigheid had tot gevolg dat ik het traject daarna in aardbeiengeur kon vervolgen. Na ongeveer een uur ontdekte ik een collega langs de kant, die mij bemoedigende woorden toeschreeuwde. Jammer genoeg bleek hij geheel niet voornemens om als mijn haas te fungeren. Van Eindhoven zelf kreeg ik overigens weinig mee. Ik was zo ver heen dat ik zelfs het PSV-stadion niet als zodanig herkende. Ter hoogte van de tent met collega's wist ik echter zeer professioneel een lachje te produceren. Eindelijk wierpen die jaren bij McDonalds hun vruchten af! Wie had ooit kunnen vermoeden dat ik de kroegen op Stratum geen blik waardig zou gunnen? Hoe had het zo ver kunnen komen dat ik niet naar een biertje maar naar de eindstreep snakte? Overigens was ik ondanks de opzwepende woorden van de publieksomroeper op geen enkele manier meer in staat ‘mijn handjes in de lucht te gooien’. Dat fotomomentje kon mij gestolen worden! Na 2:03:17 kreeg ik dan eindelijk die ellendige medaille omgehangen. Van mijn wederhelft eiste ik dat hij à la minute de auto ging halen. Hij dacht toch zeker niet dat ik terug naar kantoor zou lópen? Een glaasje champagne en een flinke bos bloemen later had ik echter weer praats voor tien: eens zien of ik de halve marathon tijdens de komende Venloop binnen twee uur kan lopen.

Late Valencia’s

2009

Enkele maanden geleden kwamen mijn ouders op het lumineuze idee om er in het kader van hun 35-jarig huwelijk een paar dagen tussenuit te gaan. Waarschijnlijk was dit idee mede ingegeven door de gedachte dat ze op die manier op elegante wijze onder het geven van een familiefeestje uitkwamen. Mijn broer en ik mochten ieder een bestemmingsvoorstel doen. Gelukkig was hij overal voor in, op voorwaarde dat ‘je er niks kunt oplopen’. Dit klonk mij redelijk idioot in de oren, aangezien deze door de wol geverfde Perron 55-ganger inmiddels welhaast immuun moet zijn voor allerlei oploopbare aandoeningen. De eerste twee door mij geopperde bestemmingen vielen helaas af. Buenos Aires omdat het volgens mijn moeder te ver weg ligt voor een vijfdaagse trip (toch jammer dat ze die Concorde uit de handel hebben genomen) en Dubai omdat mijn vader daar niet voldoende cultuur zou kunnen snuiven (hetgeen overigens in strijd is met de brede definitie van cultuur). Valencia kreeg echter ieders goedkeuring. Aldus geschiedde. Zoon en dochter werden intussen bij de andere opa en oma gestald. Op de vraag van dochter of papa en mama naar Sinterklaas gingen, antwoordde ik dat er in Spanje wel meer mensen wonen dan alleen Sinterklaas. Zij reageerde nogal bijdehand ‘ja natuurlijk, de pieten’. 

Op donderdagochtend vertrokken wij per Duitse taxibus, die overigens sehr pünktlich was komen voorrijden, naar Düsseldorf. Op het vliegveld deed ik om 7.30 uur mijn eerste aankoop van die dag. En dat voor iemand met een ochtendhumeur! Al gauw mochten wij met (nog) 30 - gelukkig niet allemaal zeer luidruchtige - Venlonaren plaatsnemen in het 40 plaatsen tellende toestelletje van Lufthansa: gemütlich! Twee luttele uren later arriveerden wij op het vliegveld van Valencia waar men zich gewoon over de landingsbaan naar de aankomsthal mag begeven. Nadat we onze bagage in het hotel hadden gedropt, verkenden wij de stad en haar bier. Aansluitend nuttigden wij het diner in een druipsteengrot. 

Op vrijdag bezochten we het architectonische hoogstandje aan de rand van de stad, aan de uitgebaggerde rivier. In tegenstelling tot sommige Venlonaren, deed die rivier mij op geen enkele wijze denken aan de beek in de Boekend. De op tegeltjes verzotte architect had echter geen kaas gegeten van wachtrijen en kassa’s. Zo hebben wij ruim een uur moeten wachten voordat we haaien konden aanschouwen! Daar deed niet aan af dat de rij waar we in stonden maar 10 meter lang was. Wellicht dat meñeros architectos in het vervolg te rade kan gaan bij de Efteling. Eenmaal binnen maakte het zien van al die vissen dan wel zwemmende zoogdieren hongerig. Helaas bleek het complex niet alleen qua toegangsmogelijkheden niet toegesneden te zijn op massa’s bezoekers, maar ook qua lunchmogelijkheden. Uit arren moede nuttigden wij daarom in de ijzige wind een pizza. Al snel zochten we onderdak in het museum. Daar gaven mijn broer en moeder een spinnenimitatie ten beste, deed de wederhelft pogingen om de springkunsten van Spiderman te evenaren en probeerde ik met twee tangetjes een schoenveter te strikken. Nadat we ons cultureel voldoende verantwoord hadden, werd het tijd de fysieke mens te versterken en deden wij de eerste de beste horecagelegenheid aan. Op blote voeten en in iets waarvan ik zelf vond dat het aardig Spaans klonk, bestelde ik een gemengd borrelhapje. Of ‘assorti tapas todos’ is geen Spaans óf de ober is fantastisch geslaagd in het zogenaamd verkeerd begrijpen van een stelletje toeristen. Er waren namelijk amper tafeltjes om de schaaltjes tapas op uit te stallen. Maar goed, het smaakte gelukkig uitstekend. In een diner had daarna ook niemand meer zin. 

De dag erop bezochten wij de overdekte markt. Zodra ik over de drempel van het visgedeelte stapte, maakten kokhalsneigingen zich van mij meester. In tegenstelling tot hun tapasvorm zien die vissen er in levende lijve namelijk stukken minder fris uit. Doet ‘Sepia’ op de menukaart tamelijk onschuldig aan, blijkt het gewoon een kwebbelige zeekat. Allerlei vragen kwamen in mij op, zoals ‘hoe neem je een paling vivanto mee naar huis en waar laat je die na binnenkomst’ en ‘hoe heeft Spanje in hemelsnaam tot de EU kunnen toetreden’. Ik snakte naar frisse lucht, een vegetarische omgeving en een shopmiddag. Tot groot genoegen van de wederhelft en mijn broer was het winkelaanbod echter zeer beperkt (is het een winkel of is het een disco) en konden wij al snel overgaan tot het echte werk: het nuttigen van – zoals later pas bleek – 24 biertjes. Mijn broer en ik zijn er overigens met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van overtuigd dat wij maar 3 biertjes per persoon hebben gedronken. ’s Avonds dineerden wij in een echt Spaans restaurant, maar ook in Spanje geldt: sjla is sjla. Daarna namen wij samen met de Guardia Civil we een afzakkertje in de Irish pub. 

Op zondag namen wij el metro naar de kust en brachten wij de dag lezend door op een standbedje, al dan niet in bouwvakkermodus. Mijn broer was daarbij continu bezig de zonnebrillenverkopers van zijn lijf te slaan. Ondertussen keken mijn ouders samen met Hannibal naar een hoopje Romeinse stenen in een plaatsje verderop. Die avond hadden wij de ervaring van ons leven in een tamelijk obscuur tentje. Dat gold echter vast niet voor die serveerster die zich het schompes liep en enkel voor de vorm met een menukaart kwam aanzetten. Het is trouwens een wonder dat niemand hoofdpijn heeft gekregen van de wijn die daar werd geschonken (una paloma blancahahaha). 

De volgende dag vertrokken wij naar het vliegveld. Stiekem hoopte ik daar nog een winkelslag te slaan. Helaas! Hoe ijverig wij de bordjes ‘shoppingcentre’ ook volgden, winkels kwamen wij niet tegen. Gelukkig maakte die norse douanier in de lift veel goed. Enfin, na een terugvlucht inclusief irritante Duitse meisjes, landden wij veilig op het vliegveld van Düsseldorf. In de taxi naar Venlo ontkwam mijn vader niet aan het geven van een geschiedenislesje aan een net ingeburgerde Duitser van mediterrane afkomst. Thuisgekomen wist mijn broer niet hoe snel hij zich van zijn reisgezelschap moest ontdoen en sloot de rest de trip af met een verrassingsdiner van Friture ’t Ven.